30: Grammatica

wat moet ik kunnen voordat ik begin?

29a. Ik kan uitleggen waarvoor de praesensstam wordt gebruikt.
8b. Ik kan uitleggen hoe de praesensstam wordt gevormd.
8d. Ik kan uitleggen wat een 'bindvocaal' is.
10e. Ik kan uitleggen wat 'kenletters' zijn.
10f. Ik kan de kenletters van het imperfectum herkennen.
29c. Ik kan de kenletters van het futurum herkennen.

wat moet ik nu kunnen?

30a. Ik kan de verschillen uitleggen tussen een actieve en een passieve zin.
30b. Ik kan de persoonsuitgangen van het passivum herkennen.
30c. Ik kan werkwoorden benoemen.
30d. Ik kan werkwoorden vertalen.
30e. Ik kan uitleggen op welke twee manieren de handelende persoon wordt aangegeven.