31: Grammatica

wat moet ik kunnen voordat ik begin?

29a. Ik kan uitleggen waarvoor de praesensstam wordt gebruikt.
8b. Ik kan uitleggen hoe de praesensstam wordt gevormd.
9a. Ik kan de vormen van esse en posse benoemen.
9b. Ik kan de vormen van esse en posse vertalen.
15e. Ik kan bijvoeglijke naamwoorden benoemen.

wat moet ik nu kunnen?

31a. Ik kan uitleggen hoe het ppp wordt gevormd.
31b. Ik kan vormen van het ppp benoemen.
31c. Ik kan een los ppp vertalen.
31d. Ik kan werkwoorden benoemen.
31e. Ik kan werkwoorden vertalen.