10: Grammatica

wat moet ik nu kunnen?

10a. Ik kan uitleggen wat het 'praesens' is.
10b. Ik kan uitleggen wat het 'imperfectum' is.
10c. Ik kan uitleggen wat het 'perfectum' is.
10d. Ik kan uitleggen wat het verschil qua gebruik is tussen het imperfectum en het perfectum.
10e. Ik kan uitleggen wat 'kenletters' zijn.
10f. Ik kan de kenletters van het imperfectum herkennen.
10g. Ik kan de persoonsuitgangen van het perfectum herkennen.
10h. Ik kan werkwoorden benoemen.
10i. Ik kan werkwoorden vertalen.
10j. Ik kan de vormen van esse en posse benoemen.
10k. Ik kan de vormen van esse en posse vertalen.