44: Grammatica

wat moet ik kunnen voordat ik begin?

8a. Ik kan de persoonsuitgangen herkennen.
30b. Ik kan de persoonsuitgangen van het passivum herkennen.
8b. Ik kan uitleggen hoe de praesensstam wordt gevormd.
12c. Ik kan uitleggen hoe de perfectumstam wordt gevormd
31a. Ik kan uitleggen hoe het ppp wordt gevormd.
10e. Ik kan uitleggen wat 'kenletters' zijn.
43d. Ik kan de vormen van esse en posse benoemen.
43e. Ik kan de vormen van esse en posse vertalen.
6d. Ik kan het verschil tussen 'verplicht' en 'niet-verplicht' gebruik van een naamval uitleggen.

wat moet ik nu kunnen?

44a. Ik kan de kenletters van de conjunctivus imperfectum herkennen.
44b. Ik kan de kenletters van de conjunctivus perfectum actief herkennen.
44c. Ik kan de kenletters van de conjunctivus plusquamperfectum actief herkennen.
44d. Ik kan werkwoorden benoemen.
44e. Ik kan werkwoorden vertalen.
44f. Ik kan de vormen van esse en posse benoemen.
44g. Ik kan de vormen van esse en posse vertalen.
44h. Ik kan het verschil tussen een 'verplichte' en 'niet-verplichte' conjunctivus uitleggen.
44i. Ik kan het verschil tussen een 'directe vraag' en een 'indirecte vraag' uitleggen.
44j. Ik kan een indirecte vraag herkennen.
44k. Ik kan een conjunctivus in een indirecte vraag vertalen.
44m. Ik kan cum, ut en ne in combinatie met een conjunctivus vertalen.